DE VOS Jooris Georges
(Schoten, 13 december 1889 – Dendermonde, 4 november 1942)
vroegere beambte op het gerechtshof. Onder invloed van toenmalig onderzoeksrechter van Ginderachter, van wie hij de griffier was, studeerde hij rechten om via de Centrale Examencommissie het diploma van “doctor in de rechten” te verwerven. Was sindsdien advocaat bij de balie in Dendermonde.
In 1936 werd hij verkozen tot senator voor het arrondissement Sint-Niklaas-Dendermonde. Hij werd herverkozen in 1939 en bleef senator tot aan zijn overlijden
Waarschijnlijk getroffen door een hersentrombose, werd hij (met een rozenkrans in de hand) op 2 november 1942 bewusteloos gevonden in een bioscoop in Gent. Hij overleed twee dagen later thuis, niet meer in staat nog iets te zeggen…
(F) Arséne Goedertier bekende aan DE VOS “Ik alleen weet waar het Lam Gods is”
(F) Deed de eerste zoeking in de woning van Goedertier.
Onderhoud met advocaat senator De Vos, Jooris in Dendermonde in zijn woning, Kerkstraat 70, Tel. 141 Dendermonde, tussen 10:00 en 13:30 uur op 9 juli 1941, uitgevoerd door Kriegsverwaltungsrat Henry Koehn.
Am Beginn und Ende der Unterredung habe ich De Vos im Interesse der Sache gebeten meinen Besuch absolut geheim zu halten, was er mir zugesagt hat. De Vos ist Advokat der Familie von Arsène Goedertier gewesen. De Vos teilte mir im Lauf einer etwa 2-stündlichen Unterhaltung in ganz offener Aussprache alles mit, was er zur Sache wisse. In seiner Gegenwart, als Diktat von ihm, habe ich dann folgende Aufzeichnung gemacht : Die Korrekturen sind eigenhändig von De Vos.
Bij het begin en het einde van de ondervraging heb ik De Vos in het belang van de zaak gevraagd om het bezoek absoluut geheim te houden, wat hij heeft toegezegd. De Vos is advocaat van de familie van Arsène Goedertier geweest. De Vos vertelde mij tijdens het twee uur durende zeer open gesprek alles wat hij over de zaak wist. In zijn aanwezigheid en op uitdrukkelijke vraag van hem heb ik dan de volgende aantekening gemaakt : de verbeteringen zijn eigenhandig van De Vos.
Am 25. November 1934 fand in Dendermonde eine politische Versammlung der “Katholischen Union” statt. Auf dieser sprach auch Goedertier, der sich dabei sehr erregt har. Während der Versammlung ging G. hinaus, ohne dass ich das weiter bemerkte, oder mir etwas dabei dachte. Nach Ende der Versammlung hörte ich, dass G. krank geworden war und dass er sich im Haus des Fuhrmannes Lanoes, Kerkstraat, befände. Es war ihm unwohl geworden und so war er in das Haus von L. gegangen, den er an sich nicht kannte.
Op 25 november 1934 vond in Dendermonde een politieke bijeenkomst van de “Katholieke Unie” plaats. Tijdens deze bijeenkomst nam ook Goedertier het woord, die zich erg opwond. Tijdens de bijeenkomst ging Goedertier buiten, zonder dat ik er verder erg in had of daarbij aan iets speciaals dacht. Na het beëindigen van de bijeenkomst vernam ik dat Goedertier ziek geworden was en dat hij zich in het huis van chauffeur Lanoey, Kerkstraat bevond. Hij was onwel geworden en was naar het huis van Lanoey gegaan, die hij helemaal niet kende.
Von da ist er mit seinem eigenen Auto verbracht worden nach dem Hause seines Schwagers, Ernest van den Durpel, Juwelier, Vlasmarkt. Dorthin habe ich telefoniert und frug an, ob ich kommen solle. Die Nichte von G. sagte ja. (Die Schwester von G. ist bereits 1921 gestorben). lch hielt mich auf der Strasse jedoch noch eine zeitlang auf im Gespräck mit Minister Rubens. Als ich zum Hause des Schwagers kam, lag G. dort im Salon auf einer Matratze am Fussboden.
Van daaruit werd hij met zijn eigen auto overgebracht naar het huis van zijn schoonbroer, Ernest van den Durpel, juwelier, Vlasmarkt. Ik heb daarnaar getelefoneerd en vroeg of ik ook moest komen. De nicht van Goedertier zei ja. (De zuster van Goedertier is reeds in 1921 overleden). Ik bleef op straat echter nog een tijdje praten met minister Rubbens.
Als ich zum Hause des Schwagers kam, lag G. dort im Salon auf einer Matratze am Fussboden. Ich hörte ihn vom Nebenzimmer her kreunen. Bei G. waren anwesend der Arzt Dokter Romain De Cock von Wetteren, der auch auf der Versammlung gewesen war, jetzt in Aalst, Statieplein 6, wohnt und ein Freund von G. war, sowie der Schwager von G.
Toen ik in het huis van de schoonbroer aankwam, lag Goedertier daar in het salon op een matras op de vloer. Ik hoorde hem van in het kamertje ernaast kermen. Bij Goedertier waren de volgende personen aanwezig: dokter Romain De Cock uit Wetteren, die ook de bijeenkomst bijgewoond had, en nu in Aalst, Statieplein 6 woont en een vriend van Goedertier was. Ook de schoonbroer van Goedertier was aanwezig.
Als ich zur Tür hinein sah und G. mich bemerkte, sagte er “komm her Georges” . Er liess die anderen beiden hinausgehen und die Tür schliessen. Ich kniete mich zu ihm nieder. G. sagte dann zu mir – in flämischer Sprache : “Ik heb den priester doen roepen maar mijn geweten is gerust. Luister. Ik alleen weet waar het Lam Gods is“. Er flüsterte das.
lch sagte: ja?
G. sagte nochmal: “Ik alleen weet het. Het dossier van heel die zaak zult gij vinden in mijn klein bureel in de schuif rechts van de schrijftafel in een omslag Mutualité.“
Toen ik langs de deur naar binnen keek en Goedertier mij in de gaten kreeg, zei hij “kom hier, Georges“. Hij verzocht de twee anderen buiten te gaan en liet de deur sluiten. Ik knielde naast hem neer. Goedertier zei daarop tegen mij – in het Vlaams: “Ik heb den priester doen roepen maar mijn geweten is gerust. Luister. Ik alleen weet waar het Lam Gods is.” Hij fluisterde deze woorden.
Ik zei: ja?
Goedertier herhaalde nog eens: „Ik alleen weet het. Het dossier van heel die zaak zult gij vinden in mijn klein bureel in de schuif rechts van de schrijftafel in een omslag Mutualité.”
In diesem Augenblick kam der Benediktinerpater Libertus, dessen Familienname Bornauw läutet, der jetzt noch in der Basilikabtei Peter und Paul, Vlasmarkt in Dendermonde lebt, herein. Als G. ihn erblickte, sagt er zu ihm: “Gaat buiten, laat ons alleen en doet de deur toe“. Pater Libertus ging daraufhin hinaus.
Op datzelfde ogenblik kwam de Benedictijnerpater Libertus, wiens familienaam Bornauw is, en die woonachtig is in de basiliekabdij Pieter en Paulus, Vlasmarkt in Dendermonde, de kamer binnen. Toen Goedertier naar hem keek, zei hij tot hem: “Gaat buiten, laat ons alleen en doet de deur toe.” Pater Libertus verliet daarop de kamer.
G. begann abermals zu sagen: “Dus gij weet, waar het dossier is, en…“.
Goedertier begon opnieuw te zeggen: “Dus gij weet, waar het dossier is, en …” (Volgens De Vos wou hij op dat ogenblik zeggen waar het paneel is).
Von dem Augenblick ab war er sprachlos, er röchelte und hat kein einziges Wort mehr gesagt. Ich rief sofort den Arzt und den Pater aus dem Nebenzimmer herein. Doktor De Cock schlug G. mit der Hand ins Gesicht, um eine Reaktion auszulösen, was jedoch vergebens war. De Cock konnte nur den eingetretenen Tod noch feststellen. Pater Libertus gab G. daraufhin den Segen. Eine Beichte von G. hat also nicht stattgefunden.
Vanaf dat moment kon hij niet meer spreken, hij rochelde en heeft geen enkel woord meer gezegd. Ik riep onmiddellijk de dokter en de pater uit de kamer ernaast naar binnen. Dokter De Cock sloeg Goedertier met de hand in het gezicht om een reactie uit te lokken, maar dat was tevergeefs. De Cock kon alleen nog vaststellen dat de dood ingetreden was. Pater Libertus gaf Goedertier daarop de zegen. Een biecht van Goedertier heeft dus niet plaatsgevonden.
Die Frau von G. wurde benachrichtigt.
De echtgenote van Goedertier werd verwittigd.
Die Beerdigung rand, ich glaube, an einem Donnerstag statt. lch sagte bei dieser Gelegenheid zu Frau G., dass ich morgen nach Wetteren kommen würde. lch ging darauf am folgenden Tag allein dorthin und sagte Frau G. was G. mir gesagt hatte. Wir fanden gemeinsam die Papiere im Schreibtisch.
Ik geloof dat de begrafenis op een donderdag plaatsvond. Tijdens de plechtigheid zei ik aan mevrouw Goedertier dat ik morgen naar Wetteren zou komen. De volgende dag ging ik daarheen en vertelde ik aan mevrouw Goedertier wat Goedertier mij verteld had. Samen vonden we de documenten in het bureautje.
In de portefeuille van Goedertier, die in een jas stak, vond ik ook eenzelfde briefomslag als die waarin Goedertier zijn brieven aan de bisschop gestuurd had. Een dergelijke briefomsalg bezit ik nog steeds (hij heeft hem mij getoond). Bovendien stak in de portefeuille een afgiftebewijs van het depot van het Sint-Pietersstation in Gent. Ik veronderstelde dan ook dat zich daar het paneel bevond. Zoals later bleek, refereerde dit afgiftebewijs aan de schrijfmachine waarmee Goedertier de brieven aan de bisschop geschreven had. Ik nam de brieven, evenals het afgiftebewijs, mee naar huis in Dendermonde.
Soweit ich mich entsinne ging ich am Tage darauf zum Vorsitzenden der Rechtbank in Dendermonde, zu Mhr. van Ginderachter, der jetzt noch im Amt ist, teilte diesem alles mit und übergab ihm die Briefe und den Depotzettel. Von den Briefen habe ich für mich selbst keine Abschrift angefertigt. Mhr. van Ginderachter begab sich mit den Fundstücken zum ersten Vorsitzenden des Berufungshofes, Ridder de Haerne, der heute nicht mehr lebt und ebenso zum Procureur-Generaal Ridder van Elewijck, beide in Gent.
Voor zover ik het mij herinner, ging ik de volgende dag naar de voorzitter van de rechtbank in Dendermonde, mijnheer van Ginderachter, die nog altijd in functie is. Ik deelde hem alles mee en gaf hem de brieven en het afgiftebewijs.Van de brieven heb ik voor mijzelf geen kopies gemaakt. Mr van Ginderachter bracht de gevonden documenten naar de eerste Voorzitter van het Hof van Beroep, ridder de Haerne, die ondertussen al overleden is, evenals naar procureur-generaal Ridder van Elewijck, allebei in Gent.
An verschiedenen Tagen danach habe ich allein und auch mit dem Vorsitzenden der Rechtbank von Dendermonde im Haus von G. noch gesucht nach Hinterlassenschaften, die sich auf die Bildtafel beziehen konnten. Es war dies im Haus 15 Wegvoeringstraat in Wetteren. lch habe alles durchsucht, bin selbst auf dem Boden gewesen, habe die Wände abgetastet, den Garten und Kleintierstall durchsucht, jedoch nichts gefunden.
Nog verscheidene dagen nadien heb ik alleen en ook samen met de Voorzitter van de rechtbank in Dendermonde in het huis van Goedertier nog gezocht naar andere overgebleven documenten die betrekking konden hebben op het paneel. Het was het huis in de Wegvoeringstraat 15 te Wetteren. Ik heb alles doorzocht, ben zelfs in de kelder geweest, heb de muren afgetast, de tuin en de kleinveestal doorzocht, maar heb niets gevonden.
Lediglich in einer Hosentasche von G. war ein stück eines handschriftlieh von ihm geschriebenen Briefes von dem der Text sich unter den mit Maschine geschriebenen Briefen, die an den Bischof gerichtet waren, befindet. Dieses Schriftstück habe ich abgeliefert, es muss sich bei den Gerichtsakten befinden. Der Inhalt ist mir nicht mehr erinnerlich. lch habe sodann auch die Bibliothek durchsucht, die sich in dem Büro von G. befand, um darin möglicherweise Papiere, Notizen und dgl. zu finden.
Slechts in een broekzak van Goedertier stak een deel van een met de hand door hem geschreven brief waarvan de tekst ook voorkomt op de met de machine geschreven brieven en aan de bisschop gericht. Dit documentje heb ik bij hem afgeleverd, het moet zich tussen de gerechtelijke stukken bevinden. De inhoud herinner ik mij niet meer. Ik heb dan ook de bibliotheek doorzocht in het kantoor van Goedertier met het doel mogelijks nog andere papieren, notities en dergelijke te vinden.
Under den Büchern enthielt die Bibliothek einen Bänd von den Polizeiromanen der Ausgabe : Le Masque (vermutlich mit Titel Brillanten). Collection de romans d’aventures, Paris, Librairie des Champs Elysées (*). Dieser Roman, dessen Titel mir nicht mehr erinnerlich ist, das Buch befindet sich jetzt beim Gericht, hatte einen Umschlag aus gewöhnlichem Papiere, dessen Ende auf einer bestimmten Seite eingeschlagen war. (Dieser Band bezw. andere wären zu prüfen, ob sich daraus nicht mehr entnehmen lässt über die Ausführung des Diebstahls H.K). Beim Aufschlagen wurde festgestellt, dass sich auf der betreffenden Seite etwas geschreiben fand, darüber, dass einer verreisen werde usw. Es stellte sich heraus dass G. den betreffenden Textteil des Buches in einen seiner Briefe an den Bischof übernommen d.h. abgeschrieben hatte (s. Brief 11).
(*) De Vos entsinnt sich nicht ob nur dieser eine oder mehrere Bände dieser Serie da waren.
Tussen de boeken bevatte de bibliotheek ook een deel van de politieromans uit de uitgave: Le Masque (vermoedelijk met de titel “Briljanten”). Collection de romans d’aventures, Paris, Librairie des Champs Elysées (*). Deze roman, waarvan ik mij de titel niet meer herinner, dàt boek bevindt zich nu bij het gerecht, had een kaft van gewoon papier, waarvan het uiteinde op een bepaalde pagina omgeslagen was. (Dit boek en alle andere konden onderzocht worden om na te gaan of er niets méér te vernemen was over de uitvoering van de diefstal, H.K.). Bij het openslaan werd vastgesteld dat er op de bewuste pagina iets geschreven was daarover, dat hij zou op reis gaan enz. Het bleek dat Goedertier het bewuste stuk tekst uit het boek in één van zijn brieven aan de bisschop overgenomen, m.a.w. afgeschreven had.
(*) De Vos herinnert zich niet of slechts dit boek alleen of meerdere boeken uit deze serie zich daar bevonden.
“Meine Meinung ist”, sagte De Vos weiter, “dass G. nicht der Dieb ist”. Das Bild konnte nicht gestohlen werden ohne Mithilfe der Kirchenbedienten, oder der Dieb bezw. die Diebe haben sich Instruktionen geben lassen von den Kirchenbedienten. Ich glaube nicht, dass G. beim Diebstahl dabei war. Ich halte es für unmöglich, dass G. allein die Tafeln aus dem Rahmen hätte herausnehmen können, denn dazu ist die Mechanik zu kompliziert. Ich habe den Flügelaltar gut gekannt, ich habe ihn wohl einhundertmal gesehen. Die Malerei war so rein und deutlich, dass man mit einem Vergrösserungsglas selbst die Einzelheiten im Auge des Pferdes erkennen konnte”.
“Ik ben van mening”, zei De Vos verder, “dat Goedertier niet de dief is”. Het paneel kon niet gestolen worden zonder hulp van de kerkbedienaars, of de dief of de dieven hebben instructies gekregen van de kerkbedienaars. Ik geloof niet dat Goedertier bij de diefstal aanwezig was. Ik acht het onmogelijk dat Goedertier alleen het paneel uit het frame had kunnen nemen, want het mechanisme is te complex. Ik heb het zijaltaar goed gekend, ik heb het wel honderdmaal gezien. Het schilderij was zo zuiver en scherp, dat men met een vergrootglas zelfs de details in de ogen van het paard kon herkennen.”
Auf meine Anspielung darauf, dass G. sich selbst wohl mit Detektivarbeit abgegeben habe, sagte De Vos: “G. hatte Neigung Detektiv zu spielen und besass eine gewisse Eitelkeit um einen Fall aufzuklären. So hat z.B. G. sich bemüht urn Aufklärung folgender Fälle :
1. Mordsache von Jeanne van Calck (Kind) in Brüssel.
2. Diebstahl beim Juwelier Coosemans, Brüssel, Bd. Waterloo.
3. Mordsache Veranneman, Wetteren.
4. Flugzeugfabrik Breguet, Paris, G. sprach dabei von einem Flugzeugmodell, das er konstruiert hatte.
5. G. hatte Antrag gestellt auf Besuch beim belg. König im Jahre 1932 oder 33, um einen Plan zur Behebung der Wirtschaftsnot vorzubringen.
6. Diebstahl bei seinem Schwager dem Juwelier van den Durpel in Dendermonde.” Ob G. an Aufklärung etwas in diesen Fällen erreicht hat, konnte De Vos nicht angeben.
Omdat ik zinspeelde op het feit dat Goedertier zelf ook wel eens bezig was geweest met detective activiteiten, zei De Vos: “Goedertier had de neiging detective te spelen en was in zekere zin ijdel genoeg om een geval op te lossen.
Goedertier had zich bijvoorbeeld bezig gehouden met het oplossen van volgende zaken :
1. Moord op Jeanne van Calck (kind) te Brussel; (Februari 1906)
2. Diefstal bij juwelier Coosemans, Brussel, Waterloolaan; (November 1925 & Maart 1929)
3. Moord op Veranneman, Wetteren; (Dubbele moord 25 december 1930)
4. Vliegtuigfabriek Breguet, Paris, Goedertier sprak daarbij over een vliegtuigmodel dat hijzelf geconstrueerd had;
5. Goedertier had bij een bezoek aan de Belgische koning in het jaar 1932 of 33 geclaimd een plan op te stellen om de slechte economie uit het slop te halen;
6. Diefstal bij zijn schoonbroer, juwelier van den Durpel in Dendermonde.” Of Goedertier in deze zaak iets had kunnen oplossen, kon De Vos niet vertellen. (Zie krantenartikel 27 april 1928 – De Volkstem)
(zie https://rechtvaardigerechters.be/naspeuringen/)
“G. beschäftigte sich jedoch intensiv mit dergleichen Dingen und konnte endlos reden, wenn er einmal am Erzählen war. Er konnte dann 2 oder 3 Stunden in einem fortreden, sodass die übrigen Menschen, die dabei sassen, selbst nicht zur Sprache kommen konnten und ihm immer nur zuhören mussten. In dem Fall 6 z.B. gab G. genau an, wie der Diebstahl vor sich gegangen sein musste, er sagte die Dieben hätten dies getan und dann das usw.”
“Goedertier hield zich nochtans intensief met dergelijke zaken bezig en kon er eindeloos over vertellen, als hij eenmaal begonnen was. Hij kon dan twee tot drie uren aan één stuk voortvertellen, zodat de andere mensen in het gezelschap zelfs niet meer aan de beurt konden komen en altijd maar moesten luisteren. In zaak nr 6 bijvoorbeeld gaf Goedertier precies aan hoe de diefstal had moeten verlopen, hij zei dat de dieven dit gedaan hadden en daarna dat enz“.
Auf meine Frage nach den Vermögensverhaltnissen von G. teilte De Vos mit : “G. war vermögend. Er besass von sich aus Geld, auch schon als er Küster war. Er und seine Frau bekamen viele Ländereien von seiner noch lebenden, jetzt 95 Jahre alten Verwandten. G. War nur in Bargeldnot, Kapital besass er, es lag nur fest. G. hatte ein Depot von Klientengeldern von 1.200.000 Franken (einemillionzweihunderdtausend). Er hatte als Gläubiger dagegen z.B. eine Forderung an drei Schuldner von insgesamt etwa auch 1.200.000 Franken. Diese Schuldner waren D.B., V.R. und G…
Op mijn vraag naar het vermogen van Goedertier deelde De Vos mee: “Goedertier was vermogend. Hij bezat uit zichzelf geld, ook toen hij reeds koster was. Hij en zijn vrouw kregen veel eigendommen (landerijen) van zijn nog levende, op dit ogenblik 95 jaar oude familielid. Goedertier had alleen nood aan baar geld, kapitaal bezat hij, het lag alleen vast. Goedertier beschikte over een depot van geld van klanten ter waarde van 1.200.000 frank (een miljoen tweehonderdduizend). Als schuldeiser (creditor) beschikte hij bijvoorbeeld over een vordering op drie schuldenaars van in totaal ook ongeveer 1.200.000 frank. Deze schuldenaars waren Dr D.B. Wetteren, V.R. Lokeren en Adv Goedertier in Gent
“Nach seinem Tode wurde G. bankrott erklärt. Alle Gläubiger konnten jedoch aus seinen eigenen Mitteln voll ausgezahlt werden einschliesslich Zinsen. Seine Witwe hat noch ein grosses Vermögen von mehr als einer Million Franken und zwar in Geld und in Ländereien. Ich glaube nicht, dass G. von den vom Bischof an ihn gezahlten 25.000 Franken etwas für sich behalten hat.”
“Na zijn dood werd Goedertier bankroet verklaard. Alle schuldeisers konden echter uit zijn geldmiddelen volledig uitbetaald worden met inbegrip van de interest. Zijn weduwe had nog een groot vermogen van meer dan een miljoen frank bestaande uit geld en landerijen. Ik geloof niet dat Goedertier ook maar iets van de 25.000 frank die de bisschop hem betaald heeft, voor zich heeft gehouden.”
“Sein einziges Kind, ein Sohn Adhemar, starb mit 14 Jahren im Jahre 1936. Der Sohn war sehr intelligent.”
“Zijn enig kind, een zoon Adhemar, stierf op 14-jarige leeftijd in het jaar 1936. De zoon was zeer intelligent.”
“Die Zeitungsberichte des Standaard über die Auffindung bzw. Ortsveränderung der Bildtafel halte ich für Unsinn.”
“Het bericht in De Standaard over het terugvinden of de plaatsverandering van het paneel is volgens mij onzin.”
Auf die Frage nach dem Charaktervan G. und dessen Habitus sagt De Vos: “G. war originell, ein endloser Erzähler, ein ehrbarer und geachterer Mann. G. war keine Diebesnatur.
Op de vraag naar het karakter van Goedertier en zijn gewoontes zei De Vos: “G. was orgineel, een eindeloos verteller, een eerbare en geachte man. Goedertier was geen dief.
G. war mittelgross, etwa 1,65 m, hatte mittelmässige Korpulenz, trug Schnurbart, hatte lange Nase und dunkelblondes haar. G. hatte Neigung sich interessant machen zu wollen. Er war seiner Frau gegenüber misstrauisch, diese durfte z.B. nicht an seine Brieftasche.
Goedertier was van middelgrote gestalte, ongeveer 1,65 m, was middelmatig corpulent, droeg een snor, had een lange neus en donkerblond haar. Goedertier had de neiging zich interessant te willen voordoen. Hij was wantrouwig tegenover zijn vrouw, zij durfde bijvoorbeeld niet aan zijn portefeuille te komen.”
In verband met de diefstal zegt De Vos :”Ik geloof, toen Goedertier het nieuws vernam over de diefstal, dat hij dacht dat deze zonder medeplichtigheid van de kerkbedienaars niet had kunnen uitgevoerd worden en dat hij de kerkbedienaars als de dieven aanzag.”
Über die Arbeit des Gerichtes sagt De Vos : “Das Gericht hat sehr schlecht gearbeitet bei der Untersuchung. Man hätte G. fangen müssen, als er das Geld in Antwerpen abholte”. Nach Meinung von De Vos hat G. das Geld selbst abgeholt. “Man sagt, dass im Hause des Pastor Meulepas in Antwerpen ein Detektiv in Priestergewand verkleidet war.”
Over het werk van het gerecht zegt De Vos : “Het gerecht heeft zeer slecht werk geleverd tijdens het onderzoek. Men had Goedertier moeten snappen toen hij het geld in Antwerpen afhaalde.” Volgens De Vos had Goedertier het geld zelf afgehaald. “Men zegt dat zich in het huis van pastoor Meulepas in Antwerpen een detective vermomd in priestergewaden bevond.”
“Das Gericht hätte auf die Geldforderung und selbst der von einer Million (die Coppieters geben wollte) sofort eingehen müssen, um das Bild zurück zu erhalten. Das Gericht hat dem Täter, wie dem Geld gegenüber versagt.” (Beruht auf Irrtum, siehe Aussage De Heem auf meine Anfrage vom 9.7.1941. Koehn.)
“Het gerecht had op de eis om losgeld en zelfs die van een miljoen (dat Coppieters wou geven) onmiddellijk moeten ingaan om het paneel te kunnen bemachtigen. Het gerecht is tegenover de dader, zoals tegenover het losgeld, in de fout gegaan.” (Berust op een vergissing, zie de uitspraak van De Heem tijdens mijn ondervraging van 9.7.1941. Koehn.)
“Nach dem Tod von G. haben mich Journalisten besucht, um sich von mir Auskunft zu holen. Ich habe jedoch keine gegeben. Ich sagte ihnen : Ich habe nichts zu sagen. Auf eine erneute Frage, dass ich doch etwas wisse, da ich bei dem Ableben von G. dabei war, sagte ich : Eine Zigarre kann ich Ihnen anbieten, aber zu sagen habe ich nichts.”
“Na de dood van Goedertier kreeg ik het bezoek van journalisten die zich bij mij kwamen informeren. Ik heb hen echter geen informatie verstrekt. Ik zei tot hen : ik heb niets te zeggen. Toen de vraag opnieuw werd gesteld of ik toch niets wist, vermits ik aanwezig was bij het overlijden van Goedertier, zei ik : een sigaar kan ik jullie aanbieden, maar ik heb niets te zeggen“.
“Bei Unterhaltungen, die ich mit Kardinal van Roey auf einen Festessen hatte, sowie bei solchem mit Bischof Coppieters und Kanunnik van den Gheyn haben mir diese Vorwürfe gemacht, dass ich ihnen von den Vorgängen beim Ableben von G. keine Mitteilung gemacht habe. Ich entgegegnete : Ich habe geglaubt dem Vorsitzenden der Rechtbank von Dendermonde davon Mitteilung machen zu müssen und habe geglaubt, dass das genüge.”
“Tijdens een onderhoud dat ik had met kardinaal van Roey op een feestelijk diner, maar ook met bisschop Coppieters en kanunnik van den Gheyn, kreeg ik steeds het verwijt dat ik hen niets gezegd had van wat er gebeurd was bij het overlijden van Goedertier. Ik wierp daartegen op : ik was ervan overtuigd dat ik de Voorzitter van de rechtbank van Dendermonde daarover moest vertellen en ik geloofde dat dat volstond.”
Die Prämie von 25.000 Franken, die das Gericht ausgesetzt hatte zur Auffindung des Diebes bezw. Bildes hält De Vos für viel zu gering im Verhältnis zum Wert des Gemäldes.
De premie van 25.000 frank, die het gerecht had gezet op het terugvinden van de dief respectievelijk het paneel, vindt De Vos veel te weinig in verhouding tot de waarde van het schilderij.
Zur Frage des Schlüssels, der bei G. gefunden wurde und der zunächst nicht identifiziert werden könnte, sagt De Vos: “Der Schlüssel war von der Art und Grösse eines gewöhnlichen Zimmerschlüssels, der bislang nicht identifiziert werden konnte, wurde von mir gefunden in seinem Büro in Wetteren. Er hing dort neben anderen Dingen an einer Holzbalustrade.” *
Op de vraag over de sleutel die bij Goedertier werd gevonden en die tot hiertoe niet kon geïdentificeerd worden, zei De Vos: “De sleutel geleek qua grootte en soort op een gewone kamerdeursleutel, maar kon tot hiertoe niet worden geïdentificeerd, en die heb ik gevonden in zijn bureau in Wetteren. Hij hing daar naast andere dingen aan een houten balustrade.” (*)
(*) Die Aufzeichnung ist in meiner Gegenwart in meinem Dienstzimmer in Brüssel, rue de la Loi 8, von Advokat De Vos persönlich gelesen und korrigiert worden an 15. Juli 1941. -Koehn. – De Vos teilt mir noch mit dass er vom Gericht nicht verhört worden ist. -15.7.1941. – Koehn.
(*) Het proces-verbaal werd in mijn aanwezigheid in mijn dienstlokaal te Brussel, Wetstraat 8, door advocaat De Vos persoonlijk gelezen en verbeterd op 15 juli 1941 -Koehn. De Vos deelt mij ook nog mee dat hij door het gerecht niet verhoord werd. –15.7.1941. – Koehn.

Terug naar …
| A*Z | A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z | !EP! |