Stel je voor …
Een ijdel en notabel man, Arséne Goedertier,
ooit Koster, vervolgens Wisselagent, maar thans …
Bankier … (zoals hij zich voorstelde aan o.a. Alfons Hebberecht.)
Heel voornaam en geacht in de gemeente…
sociaal geëngageerd… oprichter, voorzitter of directeur … (in die tijd !)
Kortom, iemand die spontaan met “Meneer” aangesproken werd.

Plantexel, zijn geesteskind, in de ogen van zijn clienten was dit de Congolese plantage van meneer Arséne, de aandelen ervan ooit het het vlaggenschip van de Bank “A. GOEDERTIER”.
Maar toen, jaren later, ging het mis … Oeps, wat de spaarders/beleggers nog niet weten … hun zuurverdiende spaarcenten… binnenkort kwijt door het nakend faillissement van dat vlaggenschip… want zo gaat dat nu eenmaal met aandelen … en met investeringen …
Enkele alerte burgers zouden zich misschien, in dat geval, toch afgevraagd hebben hoe het zat met hun andere “financiële producten” bij de bank van Meneer Arséne, je weet wel … “het geld van buitenlieden tegen zogezegde spaarboekjes …/… om te speculeren” (zoals Georges Van Dorpe het verwoordde). Sommigen denken misschien ook wel spontaan terug aan de rechtszaak tegen zijn schoonbroer Jules Dossche in mei 1933.
We mogen niet uit het oog verliezen dat Koehn noteerde tijdens het verhoor van Luysterborgh in 1942 : “dass AG als Wechselagent auch Unredlichkeiten begannen hat” … wat zou daar mee bedoeld worden ? “Van Ginderachter wist meer” is de volgende zin. Ja, Van Ginderachter was de rechter-commissaris van het faillissement … maar heeft nooit enige verklaring hierover afgelegd.
Het oneigenlijk gebruik van deposito’s ? Het klassieke geval van in een financiële put terechtkomen en de put dempen door een nieuwe put te delven ? Al dan niet met goede intenties…
Of/En naar analogie van het faillissement van de “Bank van de Arbeid” – 1934 : “Veel banken hebben in het verleden, in de hoogtijdagen, hun deposito’s teveel in aandelen belegd, met het gevolg dat zij in de depressiejaren over onvoldoende baar geld beschikten.”
A.M.D.G., We weten het niet …
… door het faillissement van de Bank, kort na het overlijden van AG was dit alles van geen belang meer gezien AG uiteindelijk genoeg actief had (de door Marie-Sylvie D’Haeseleir geschonken eigendommen werden openbaar verkocht en de familie moest uiteindelijk ook nog financieel bijspringen). Iedereen die er recht op had was schadeloos gesteld. “Unredlichkeiten” werden wellicht dan ook met de mantel der liefde bedekt door Van Ginderachter, net zoals waarom hij de zaak van de diefstal naar zich heeft toegetrokken.
In ieder geval ging het faillissement van Plantexel, in het allerbeste geval, wonden slaan in het algemeen vertrouwen in Meneer Arséne en zijn Bank …. In het slechtste geval … persoonlijk faillissement … dat moet een dramatisch vooruitzicht voor Arséne zijn geweest … de eer, het geld, zijn status, zijn toekomstvisie voor Adhemar, de schenkingen van zijn oude suikertante Marie-Sylvie, zijn relatie met de familie, collega’s, vrienden, de goegemeente …
Wanhopig en/of radeloos, kies zelf …
Hij moest en zou aan een grote som geld geraken om de eerste schok als gevolg van het Plantexeldebacle op te vangen, meer nog … het vertrouwen te herstellen.
Het uitgeleende geld (1932) kon hij niet meer recupereren, het geinvesteerde geld in Plantexel al evenmin … van wie was dat geld initieel trouwens ? Hoe moest hij op relatief korte termijn aan belangrijke liquiditeiten komen ? Lenen ? (zo’n bedrag … waar ?) … Alle eigendommen verkopen ? Wat zal de “suikertante” Marie-Silvie Dhaeseleir zeggen van haar geschonken vastgoed ? … of … misschien toch uit wanhoop …
De “Bank-Unie” met de “Antwerpsche depositobank” (Emile, zoon Van Cauwelaert), de “Bank van de Arbeid”, de “Algemeene Bankvereeniging”, “Middenkredietkas”, e.v.a. … ze hadden allemaal financiële problemen in de financieel woelige jaren 30… maar de Wetterse Bankier Arséne Goedertier had die, meer dan wie, beslist ook … geen van allen heeft het gered …
tot zover een bedenking bij de hiernavolgende analyse obv summiere gegevens …
— Iemand is onschuldig tot het tegendeel voor een rechtbank is bewezen —
— in deze optiek geniet Arséne Goedertier het voordeel van de twijfel … eeuwig —
Operationele analyse
Misdrijfanalyse is gericht op het opsporen en inzichtelijk maken van rationele verbanden. Het verkregen inzicht wordt benut in het kader van de politie- en justitiepraktijk. Een vertrekpunt om het verdere onderzoek te sturen dus, “à charge” en “à décharge”. Elke hypothese wordt onderbouwd op basis van vaststaande elementen en de voortschrijdende logica uit de praktijk van justitie en politie.
Een operationele analyse is een vertrekpunt in tegenstelling tot dit 90 jaar oude dossier ... een eindpunt … er kan (bijna) niets verder onderzocht worden (wat essentieel is bij een operationele analyse, het geeft richting aan het onderzoek en dient om de hypotheses hard te maken, dan wel ze te ontkrachten), … aanbevelingen, suggesties of de talloze (onderzoeks)vragen in dit dossier, deze analyse, zijn dus niet meer aan de orde.
Deze analyse kwam tot stand op basis van het gerechtelijk dossier (initieel, werkdossier, faillissement AG, Hvb, Duits onderzoek) en aanverwanten, zowat alle persartikels uit die tijd, de verdachtmakingen en later in tijd (de naweeën) de diverse theorieën met inbegrip van de essentiële boeken over dit onderwerp. Alles samen noem ik dat “het algehele dossier”. Het is een algemene analyse zonder te verzinken in al dan niet relevante punctuele details.
Onze analyse bestaat uit twee onderdelen;
- De zaak van begin tot en met het “onderzoek Koehn”.
- De “naweeën” … alle uitspraken, beweringen en geloofwaardige theorieën.
De Zaak … Er is steeds, ook tijdens het oorspronkelijke onderzoek, vooral naar het paneel gezocht en niet zozeer naar de ware toedracht van de feiten. Wij zijn er ons van bewust dat het gerechtelijk onderzoek niet werd gevoerd zoals dat heden ten dage zou zijn gevoerd (#diplomatisch), veel is nooit onderzocht.
… voor onze analyse roeien we met de riemen die we hebben.
De “naweeën”… de echo’s lijken soms belangrijker te worden dan de zaak op zich … een openbare nachtmerrie zoals DUA het verwoordde in z’n twaalfde brief.

Deel 1 : De Zaak
Algemene stelling
Het volledige opzet, de diefstal en de afpersing, werd door
Arséne Goedertier uitgedacht, voorbereid en uitgevoerd …
met als doel zijn bank en de eer van hem en zijn familie redden.
Motief …
Niet om spelletjes te spelen, diepe symboliek te belijden of de barmhartige Samaritaan uit te hangen maar uit pure wanhoop … verklaart meteen ook het motief van de daad ;
Hypothese
Arséne Goedertier “verkeerde in een financieel moeilijken toestand“,
voorzag daarenboven het faillissement van Plantexel en de gevolgen daarvan voor hem en zijn bank.
D o e l “Unredlichkeiten” rechtzetten ? |
Context
Arséne Goedertier runt, naast tal van andere bezigheden, een eigen en onafhankelijke bank/wisselkantoor in Wetteren.
Tot ongeveer 1930 – 1932 gaat het de bank ‘Arséne Goedertier’ voor de wind maar dan komen de woelige jaren …
Een vraag aan ChatGPT … “Heel kort, wat was de financieel-economische toestand in België en de invloed ervan op de financiële sector tijdens de jaren 30″. Dit was het antwoord :
De financieel-economische toestand in België tijdens de jaren 30 werd sterk beïnvloed door de wereldwijde economische crisis, die bekend staat als de Grote Depressie. Deze periode van economische neergang begon met de beurscrash van 1929 in de Verenigde Staten, maar verspreidde zich al snel naar andere delen van de wereld, waaronder ook België.
De crisis had zeker ook een negatieve invloed op de financiële sector van België. Banken leden verliezen door de ineenstorting van de aandelenmarkt en de slechte leningen als gevolg van bedrijfsfaillissementen. Dit leidde tot een golf van bankfaillissementen en een verlies van vertrouwen in het bankwezen.
Lees meer: de woelige jaren …
De aanleiding
1928 – Congolese vennootschap Societé de Plantation et d’Exploitation de l’Elaeis au Kasaï
In 1928 richt hij samen met anderen de Congolese vennootschap Societé de Plantation et d’Exploitation de l’Elaeis au Kasaï, kortweg “Plantexel” op. In totaal investeerde hij persoonlijk zowat 1.6 miljoen Belgische Franc (1.600.000 Bfr). Hij is de drijvende kracht achter het project en tevens voorzitter van de Raad van Bestuur, gedelegeerd-bestuurder, de administratieve zetel bevindt zich op zijn adres te Wetteren, …
Gedreven en gepassioneerd begint hij hiervan, minstens vijf jaar lang, aandelen – ‘aksen’ – te verkopen, soms blijkbaar met de nodige druk. (zie verklaring Hilaire Goedertier hieronder).
Na verloop van tijd (vanaf 1932) verdwijnt AG geleidelijk naar de achtergrond in Plantexel… terwijl Plantexel jaar na jaar verlies leidt.
De laatste en buitengewone vergadering van Plantexel gaat door op 28 maart 1934 (13 dagen voor de diefstal)
Plantexel gaat uiteindelijk failliet (*) op 14 november 1934 (11 dagen voor het overlijden van AG – oorzakelijk verband ?).
(*) faillissementsdossier is vernietigd tijdens de oorlog
1930 – Schenking naakte eigendom
“Hij was destijds immers zeker over de nalatenschap van een tante. Mevrouw zegde mij op dezelfde dag, 30 augustus 1942, dat A.G. reeds in 1930 bij notariële akte (de notaris ontving honderdduizend frank) de erfenis toegewezen kreeg. Er was alleen overeengekomen dat die tante tijdens haar leven het genot van het kapitaal mocht behouden. De tante is in 1941 op meer dan 93-jarige leeftijd overleden.” (Verslag H. Koehn – 30 augustus 1942)
1932 – Risicovolle leningen
In de loop van 1932 verleent AG belangrijke leningen waarvan weldra zal blijken dat de terugbetaling ervan hoogst onzeker is … of waardeloos (deels terugbetaald met Plantexelaandelen en niet terugvorderbare leningen t.b.v. financiële producten – Plantexel ? ).
1. aan J. G. (Gent) … 600.000 Bfr
2. aan P. VR. (Brugge) … 350.000 Bfr
3. aan A. DB. (Wetteren) … 300.000 Bfr
Verhoor Julienne Minne op 9 juli 1941 van 19:30 uur tot 20:30 uur
Vraag: Wat was het vermogen van Goedertier?
Antwoord: Hij had gelden in depot ten bedrage van 1.200.000 frank. Bovendien bezat hij vorderingen tegenover schuldenaars ten belope van 1.300.000 frank.
achteraf gezien lijken deze leningen niet echt risicodekkend, eerder “roekeloos”, te zijn verleend. Hadden die leningen iets te maken met het geesteskind van Arséne, Plantexel ?
En dan, inderdaad, was er ook nog, zoals gezegd, dat ander financieel product “Plantexel”. Aandelen …
Merkwaardige aantekening waarvan de duiding ontbreekt …
Verhoor van Antoine Luysterborgh door Koehn op 02.09.1942
Nergens is ooit ingegaan (gezien vanuit de visie van AG in het najaar 33, voorjaar 34) op de mogelijke gevolgen die het faillissement van Plantexel zou teweegbrengen. Niet zozeer de gevolgen voor Plantexel en z’n rechtstreekse beheerders/aandeelhouders als dusdanig maar voor de, door Arséne Goedertier, geronselde ‘aandeelhouders’, hun omgeving en bij uitbreiding de gevolgen ervan voor zijn Bank/Wisselkantoor.
Aandelen die hij blijkbaar met veel passie aan de man bracht (althans toch zeker in de beginperiode van Plantexel (1928 – 1931 / zie zijn schrijfsels in de lokale Wetterse krant “De Schelde”).
Op 16 maart 1932 werd AG niet meer herkozen als gedelegeerd-bestuurder. AG bleef enkel lid van de Raad van Bestuur, maar ook voor die functie had hij zijn ontslag aangeboden (Dixit Roesems, bediende Plantexel).
DOSSIER LAM GODS – Karel Mortier
“Wel is het zeker dat Arsene Goedertier alles in het werk stelde om zo veel mogelijk Plantexelaandelen aan de man te brengen, waarbij hij de activiteiten van die maatschappij ophemelde. We vernamen dat hij zelfs een maquette van die plantage had gemaakt en ze thuis uitstalde om kandidaataandeelhouders te overtuigen.“
Dat het niet altijd van een leien dakje liep merken we aan de verklaringen …
DE SWAEF Irma (zuster Achille) op 25 mei 1935

of bij zijn neef Hilaire Goedertier
of bij een collega wisselagent Georges VANDORPE uit Oosterzele (Landskouter)
of zelfs aan de kerkbedienden van de St Baafskathedraal … (Plantexel ?)
Dit alles in ogenschouw nemende (najaar 33, voorjaar 34) lijkt het faillissement van Plantexel niet onmiddellijk een aantrekkelijk toekomstbeeld voor hem en zijn Bank. Hoeveel aandelen had hij al niet verkocht sinds 1928 en vanwaar kwam het geld van zijn Plantexel-investering ?
Het zou alvast een knauw in het vertrouwen hebben gegeven met misschien wel een “run on the bank” tot gevolg. (en er was al een gebrek aan liquide middelen.)
Maar niet enkel financieel, ook moreel … de eer van hem en zijn familie stond op het spel, niet ? Misschien “loog” hij niet eens -en het was nog niet eens ver gezocht – toen hij schreef in de afpersingsbrieven …
Brief 4 : “U zou hem kunnen laten weten dat het een teruggave van papieren en brieven betreft, waarmee de eer van een der meest achtbare families gemoeid is.”
AMDG brief : “mij te willen helpen bij de overbrenging van een bundeltje familiedocumenten en brieven, waarvan de eer van een familie, waarvan u veel achting hebt, afhangt.“
Want …
Het besef
zal ergens in de loop van 1933 gekomen zijn en concreet geworden tijdens de Buitengewone Algemene Vergadering van Plantexel op 28 maart 1934.
Even de cijfers erbij halen …
1929 … 277 662 Bfr Winst
1930 … 375 253 Bfr Verlies
1931 … 592 375 Bfr Verlies
1932 … 290 984 Bfr Verlies
Op 16 maart 1932 werd AG niet meer herkozen als gedelegeerd-bestuurder. AG bleef enkel lid van de Raad van Bestuur, maar ook voor die functie had hij zijn ontslag aangeboden. (Verhoor Roesems)
1933 … beginnen met een totaal van 1 258 614 Bfr Verlies …
Onderhoud Koehn met Arthur Van Overstraten (broer van Emile) op 27 augustus 1942
“Hoewel hij (Emile Van Overstraten – adviseur bij Buitenlandse Zaken) niets met “Plantexel” te maken had , vroeg zijn broer in december 1933 of hij naar Congo wou gaan om het bedrijf (Plantexel) door te lichten aangezien het bedrijf in een slechte financiële positie verkeerde. Er was niet eens geld om zijn reis te betalen, die hij op 9 januari 1934 begon. Hij zou bezwaar hebben gemaakt als mede-oprichter Schotte de reis niet met eigen geld had betaald.
Plantexel bestond uit een oliepalmplantage en een koffieplantage die net begon. De situatie die A.V.O. in Congo aantrof was “een warboel zonder gelijken”. De bewindvoerder (Emile Goedertier) was op zich goed, maar het financieel beheer plus de crisis destijds was slecht. Het personeel werkte meer voor eigen gewin dan voor de zaak.
Tijdens zijn verblijf aldaar werd A.V.O. geïnformeerd over de stand van zaken maar ook om instructies te krijgen, bijvoorbeeld over de verhuur of de verkoop van een schip, dat ook van Plantexel was. A.V.O. heeft twee keer gebeld en meerdere keren getelegrafeerd met Schotte en met E.V.O.
De vorderingen van de schuldeisers in Congo bedroegen ongeveer 600.000 frank. De totale schuld bedroeg ongeveer 1 miljoen“
Verhoor Roesems François dd 17 januari 1935

28 maart 1934
13 dagen voor de diefstal … Besefte Arséne Goedertier op dat ogenblik dat hetgeen hij gevreesd had werkelijkheid zou worden ?
op 14 november 1934 gaat de maatschappij failliet.

Tja hoe leg je dat uit aan mensen die dachten biefstuk te eten in plaats van haring … ? Aan de familieleden waar Hilaire Goedertier het over had ? Aan collega-wisselagenten/bankiers die in tegenstelling tot Georges VANDORPE wel op de voorstellen van Goedertier zijn ingegaan?
… Op een ogenblik en een klimaat dat nogal wat banken in moeilijkheden raken, het vertrouwen in het bankwezen zieltogend is … wat zouden de reacties en de gevolgen zijn voor zijn bank wanneer het faillissement van Plantexel bekend werd? Om van de rest nog maar te zwijgen …
We zullen het nooit weten, want de dood van Arséne Goedertier heeft de logische voortgang van zaken doorkruist…
De financiën
Verhoor door Henry Koehn in haar woonst, Heistraat 179 te Sint-Niklaas op 9 juli 1941 van 19u30 tot 20u30
Vraag: Wat was het vermogen van Goedertier?
Antwoord: Hij had gelden in depot ten bedrage van 1.200.000 frank. Bovendien bezat hij vorderingen tegenover schuldenaars ten belope van 1.300.000 frank. Toen mijn man stierf, hadden wij samen zowat 3 miljoen frank in bezit. Dat bedrag was niet in baar geld, maar lag vast, meestal in eigendommen (landerijen). Hoewel er meer actief dan passief was werd hij failliet verklaard. Indien ik een advocaat had gehad die wat meer afwist van financiën, was het nooit tot een bankroetverklaring gekomen. Alle uitgekeerde gelden kwamen uitsluitend uit ons bezit, zonder enig tekort.
Correct, met dien verstande dat deze “3 miljoen frank“ verzilverd werd NA de dood van AG en NA de verkoop van oa het gehele vastgoedpatrimonium. Vastgoed die was opgebouwd door AG, waarvan trouwens het overgrootste deel verworven (gekregen !) werd in naakte eigendom (de zogenaamde “landerijen”). De borg van Joseph Goedertier tot daar aan toe maar z’n ouderlijk huis en vooral de schenkingen (“erfenis”) van zijn – nog levende – tante Marie-Silvie … Wat trouwens met haar vruchtgebruik ? … zou hij dat bij leven zomaar verkocht hebben ? Was hij daar moreel toe in staat ?
100.000 Bfr in 1930 = 88.705 euro in 2022
was AG wel zo vermogend ... zonder het geschonken vastgoed (“landerijen”) van Marie-Silvie Dhaeseleir … ?
trouwens, uiteindelijk was er nog een tekort van 222.661,61 Bfr (197.511 euro in 2022)
Zou, met een mogelijk vooruitzicht op een faillissement, deze berekening door AG ook niet gemaakt zijn ?
Proces-verbaal dd 27 december 1934 – Mondeling verhoor Julienne Minne
“Goedertier Arséne verkeerde in een moeilijken financiële toestand”
Proces-verbaal dd 01 juli 1935 – Verhoor Julienne Minne
“Ik herinner me dat op een dag ergens in 1934, toen ik met mijn man de situatie besprak, een situatie die er niet goed uitzag, dat ik geopperd heb om te herbeginnen met de productie van breigoederen, waar ik mij vroeger ook al mee bezig hield. Mijn man heeft mij dat uit het hoofd gepraat door te zeggen dat alles wel weer goed zou komen, dat ik me geen zorgen hoefde te maken, dat ik vertrouwen in hem moest hebben.”
en dan nog … had Arséne Goedertier niet tegen wie het horen wil, gezegd …
(en misschien had de schenking van Marie-Silvie Dhaeseleir hier wel verband mee)
Hilaire Goedertier
Prosper Boss
Jean-Louis Goedertier
Misschien had hij een ander idee …
Proces-verbaal dd 27 december 1934 – Commissaris Luysterborgh …
“In den loop van Juni 1934 zou hij aan zijn echtgenote een banknoot van 1.000 frank afgegeven hebben en daarna nog één in den loop van Augustus 1934, toen zou hij zich uitgedrukt hebben als volgt ; “Plus tard tu sauras et tu seras contente; ne t’inquiète pas; tu verras que tout s’arrangera d’ici peu.” (“Later zal je het weten en zal je gelukkig zijn; Maak je geen zorgen; je zal zien dat alles snel goed komt.“) Hij zou ook gezinspeeld hebben op het feit dat hij binnenkort een belangrijke geldsom – misschien wel 500.000 frank zou ontvangen. (Goedertier Arséne verkeerde in een financieel moeilijken toestand).”
Afpersingsbrief 8 - Verstuurd op 05 Juli 1934 tussen 20.00 - 21.00 uur te Brussel 1Wij zijn bereid u in het bezit te stellen van de R.R. nadat u volgens onze eerste aanwijzingen de som van 500.000 frank heeft gestort. Zo zullen de huidige moeilijkheden, die u vooropzet, gedeeltelijk omzeild worden.
In de afpersingsbrief 8 werd op 05 juli het losgeld teruggebracht naar 500.000 Bfr … later, in augustus zegt hij tegen zijn echtgenote dat hij binnenkort “een belangrijke geldsom – misschien wel 500.000 frank” zou ontvangen.
Verslag Van Ginderachter dd 10.01.1935
Zij was stomverbaasd toen, gevolg aan de bekentenis van de stervende, men de brieven gevonden heeft; zij weet niets af van het bestaan van een schrijfmachine, gedeponeerd in het St-Pietersstation. Hopend dat om het even welk detail een richting zou kunnen aanduiden, heb ik beroep gedaan op de herinneringen van mevrouw, mijn ondervraging van twee uur heeft niets opgeleverd, alles kan samengevat worden als volgt:
“Hij zegde mij maak u geen zorgen over onze financiële situatie, binnenkort beschik ik over een groot bedrag; nu ik kennis heb van zijn bekentenissen en van de brieven, herinner ik mij dat zijn houding mij soms intrigeerde maar ik heb nooit iets verdachts opgemerkt wat het ook moge zijn.”
Proces-verbaal dd 01 juli 1935 – Verhoor Julienne Minne
In de loop van de maand juni in 1934, heeft mijn man mij op een dag een briefje van 1000 frank gegeven, maar hij heeft mij daar geen verdere uitleg over gegeven, later tijdens de maand augustus heb ik hem geld gevraagd omdat ons kind ziek was en hij speciale zorgen nodig had; dan heeft mijn man mij nog een briefje van 1000 frank gegeven.
Ik herinner me dat op een dag ergens in 1934, toen ik met mijn man de situatie besprak, een situatie die er niet goed uitzag, dat ik geopperd heb om te herbeginnen met de productie van breigoederen, waar ik mij vroeger ook al mee bezig hield. Mijn man heeft mij dat uit het hoofd gepraat door te zeggen dat alles wel weer goed zou komen, dat ik me geen zorgen hoefde te maken, dat ik vertrouwen in hem moest hebben.
Doordat ik aandrong om te weten waaraan hij dacht, heeft hij mij geantwoord : “heb geduld, je zal wel zien”. Ik herinner mij nu niet meer dat mijn man zou hebben gezegd dat hij een grote som zou hebben gehad- misschien wel 500.000 frank… Ik heb soms last van mijn geheugen. Maar als ik dat verklaard heb tijdens een eerdere ondervraging, dan zal het wel zo geweest zijn.
Was Julienne toen al, die dag ergens in 1934, op de hoogte van het Plantexel faillissement die er zat aan te komen ? “herbeginnen met de productie van breigoederen” en wat met de Bank dan ? Was zij zich aan het voorbereiden op een mogelijk faillissement van AG ? (gehuwd met “Scheiding van goederen”)
Proces-verbaal dd 04 juni 1935- Verhoor De Pauw
“Het huis dat ik bewoon hoorde toe aan Arséne Goedertier. Ik had met hem een overeenkomst gemaakt het huis te kopen voor 170.000 frank en had hem reeds 77.000 frank gegeven toen hij beweerde dat hij niet vrij was het huis te verkopen.
Op St Ceciliadag, den 18 de november 1934 had ik Goedertier Arséne op een vergadering ontmoet en had ik de gelegenheid te baat genomen hem een goede rammeling te geven.
Een veertiental dagen te voren – dees rond het begin van november 1934 was ik op een namiddag ten huize van Goedertier gegaan om geld terug te eischen dat ik hem toevertrouwd had en waaraan ik ondanks al mijn pogingen niet kon geraken.”
Over de waarachtigheid van de verklaringen van Florent De Pauw bestaan op bepaalde punten gerede twijfels.
De essentie van het verhaal werd reeds in juni 2008 aangekaart door “Pattie” (Patricia Den Tandt) op het speurrforum (http://www.rechtvaardige-rechters.be/forum)
Lees even mee …
… meer nog … voorzag hij het mogelijk faillissement van z’n Bank als gevolg van het desastreus Plantexel avontuur ? …
Zou Arséne Goedertier het faillissement van zijn schoonbroer Jules Dossche in 1930 van nabij gevolgd hebben ?
Meer dan waarschijnlijk …
Lees in deze context : Jules Dossche
Uitvoering …
Hypothese
|
voorbereiding – diefstal – afpersing
Neen, we hebben geen enkel bewijs of sterke concrete aanwijzing dat Arséne Goedertier de diefstal effectief heeft gepleegd, maar het tegenovergestelde is evenzeer waar … Onze vorige hypothese in overweging nemende heeft het er alle schijn van …
VOORBEREIDING ?
Op 1 september 1933 werd in het bankfiliaal van Credit Anversois (Kouter, Gent) door AG een kluis gehuurd voor een looptijd van een jaar. De kluis bleek, na het overlijden van AG, leeg te zijn.
We kunnen ons afvragen of het huren van deze kluis niet een van de eerste uitvoeringen van het opzet is geweest. Immers, AG beschikte reeds over twee kluizen (Banque de Bruxelles en Banque de Flandre et de Gand – eveneens Kouter, Gent)
Misschien toevallig,
misschien ook niet …
Op 11 november 1933 omstreeks middernacht (23:20 u) wordt een buitendeur van de kathedraal open gevonden.
Was dit een voorverkenning, een algemene repetitie zonder enig risico te lopen (alibi … “oeise, ik was in slaap gevallen“) ? Arséne kennende… (als we de psychologie van Goedertier in overweging nemen), niet onmogelijk.
(Merk ook op dat dit de deur was die Aercus vermelde in z’n verhaal.)
Proces-verbaal dd 27 december 1934 – Commissaris Luysterborgh
Goedertier, gewezen koster, kende veel kerkbedienden; hij had meermalen het “Lam Gods” komen bezichtigen, en scheen ook in kennis te zijn met de bedienden aangesteld tot de bewaking van het veelluik.”
Verhoor Alfons Hebberecht
DIEFSTAL
Tijdstip
-
-
- uit oogpunt Goedertier
– voor het faillissement van Plantexel bekend werd.
(= tijdsdruk, werd daarom op 05 Juli 1934 het gevraagde losgeld gehalveerd ? )
– Tijdens de vakantieperiode van de tekenacademie, alwaar hij de brieven ongestoord kon typen.
(Hoewel de omstandigheden dit eerder bepaald hebben.)..
- uit oogpunt plaats
– voor het eerst tot 19 uur open (zomeruur + 2 uur later)
(13 dagen na de algemene buitengewone vergadering van Plantexel)
– ijzeren hek ging geplaatst worden.
- uit oogpunt Goedertier
-
Enig element …
Late thuiskomst
Proces-verbaal dd 27 december 1934 – Commissaris Luysterborgh – mondeling verhoor Julienne Minne
Goedertier zou in den loop van 1934 nooit buitenhuis vernacht hebben; eens in den loop van verleden zomer zou hij bij uitzondering laat thuis gekomen zijn, rond of na één uur ’s morgens en zonder uitleg te geven over deze late thuiskomst.
Proces-verbaal dd 01 juli 1935 – Verhoor Julienne Minne
Eén enkele keer is mijn man heel laat thuis gekomen; het was rond 1 uur in de ochtend. Ik heb hem om uitleg gevraagd over zijn late terugkeer, en hij verklaarde dat hij zich had geamuseerd ‘op café’, dat hij had zitten kijken hoe anderen met de kaarten speelden. Mijn man ging soms op café in Wetteren: hij ging dan naar verschillende cafés maar hij was altijd voor 10 uur ’s avonds thuis: en voor ons was dat al laat. Mijn man verlaat zelden zonder mij het huis.
verder in dit zelfde vehoor; “Ik heb soms last van mijn geheugen. Maar als ik dat verklaard heb tijdens een eerdere ondervraging, dan zal het wel zo geweest zijn.”
Verhoor 26 juni 1935 om 09:00 uur van gezusters Breydels Bertha & José, wonende recht tegenover de tekenacademie te WETTEREN.
“Zoals gij het ziet wonen wij juist rechtover de Academie (Tekenschool) van Wetteren.
Verleden jaar in den loop van den zomer, denkelijk vanaf juni hebben wij Goedertier Arséne minstens een vijftiental verschillende keren in de academie zien binnengaan. Telkenmale des avonds als er niemand meer in de school aanwezig was. Gewoonlijk kwam hij er toe rond 8 uur ’s avonds; soms bleef hij één uur, een half uur doch het is ook gebeurd dat hij er nog binnen was om 10 uur als wij te bed gingen. Goedertier kwam altijd per auto en altijd was hij gansch alleen.”
Misschien was hij inderdaad heel uitzonderlijk “blijven hangen”, in de tekenacademie of op café (Hoewel… Julienne ?) maar misschien kwam dit wel door de diefstal … (“Lichtschijnsel” ; 23.15 uur – Verhoor getuige)
Opmerkelijk is wel dat zijn echtgenote Julienne Minne op 27 december 1934 aan Commissaris Luysterborgh verklaart : “zonder uitleg te geven over deze late thuiskomst.” en 6 maand later, op 01 juli 1935 aan Frans De Heem, Procureur des Konings te Gent verklaart “Ik heb hem om uitleg gevraagd over zijn late terugkeer, en hij verklaarde dat hij zich had geamuseerd ‘op café’, dat hij had zitten kijken hoe anderen met de kaarten speelden.“
we weten het niet … er is ook geen enkel bewijs voor handen…
In het DLG trekt Karel Mortier de conclusie als dat AG nachtblind zou zijn geweest en dus de diefstal niet had kunnen plegen. Dit wordt sindsdien algemeen aangenomen. Laat mij toe er aan te twijfelen;
DOSSIER LAM GODS (Blz 324) – Karel Mortier
“Slechts bij toeval vernamen wij later van een inwoonster uit Wetteren, die zegde hem goed te hebben gekend, dat hij leed aan “nachtblindheid”. Zij deelde ons dit spontaan mee, zonder enig verband te maken met die burgerwachtdienst en zonder dat wij ernaar hadden geïnformeerd. Mogelijk was dat de reden waarom hij definitief werd vrijgesteld.”
Uit het originele document van de gemeente Wetteren blijkt dat “een ernstig misvormde linkervoet” aan de basis lag van de afkeuring voor de burgerwacht.
Misschien moeten wij de nachtblindheid toch kritisch bekijken temeer deze info slechts afkomstig is van één enkele (niet te verifiëren) bron en een verwarring met de oogziekte (glaucoom) van zijn zoon Adhemar aan de basis ervan kan liggen.
Meer nog … “nachtblindheid” werd noch door zijn vrouw, Julienne Minne, noch door zijn broer Valére, noch door iemand anders van de familie, aangehaald als een krachtig argument om AG vrij te pleiten van de diefstal.
“slechts bij toeval vernamen wij later … ” deze verklaring werd 30 – 40 jaar later afgelegd, was de herinnering nog accuraat ?
Koehn vroeg Julienne Minne in 1941 …
Verhoor door Henry Koehn in haar woonst, Heistraat 179 te Sint-Niklaas op 9 juli 1941 van 19u30 tot 20u30
Vraag: Had hij een ziekte?
Antwoord: In het begin van ons huwelijk was hij niet zo gezond, maar later is dat verbeterd. In 1923 kreeg hij een cerebrovasculaire beroerte (une congestion cérébrale).
niets over “nachtblindheid” (maar idd ook niet over een “misvormde linkervoet”).
DOSSIER LAM GODS (Blz 354) – Karel Mortier
Drie dagen na de diefstal had een Wetterse wisselagent, die dikwijls met Goedertier per trein naar Brussel reisde, het over de moeilijkheid om zulke roof te plegen. Hierop zegde Goedertier: “Dat is eenvoudig. Ge steekt u weg in een biechtstoel en ge wacht tot het donker is. Ge maakt vier vijzen los en het is gebeurd. Het gaat om twee planken. Ge doet een deur open waarbij ge van binnen altijd naar buiten kunt gaan.” Toen de wisselagent thuis vertelde wat Goedertier hem verhaald had, zegde hij daarbij spottend: “Hij wist het weer, onze Arsene Lupin.“
Medeplichtigen
Men ging al heel snel van de veronderstelling uit dat de diefstal door minstens twee personen moet zijn gepleegd. Dit blijft tot op heden een veronderstelling aangezien er geen enkel gegeven bekend is omtrent de dader(s) (en men niet in de geest van “ne specialen mensch” Arséne Goedertier kan kijken).
Verhaal Aercus : Zoals in “Voor waar” beschreven hecht ik geen geloof aan dit verhaal. Ten andere dit verhaal al dan niet meenemen in de analyse wijzigt op zich niets aan de algemene stelling en de onderbouwing ervan.
Later bij de afpersing …
Een tweede element is “de man met het puntbaardje” die de St Jans de Doper in bewaring gaf. De persoonsbeschrijving die de beambte gaf stemde overeen met deze van Arséne (zoals ook Luysterborgh beaamde) met uitzondering van “het puntbaardje”.
Kijk naar het verloop van de afpersing … Valse naam en exuberant bedrag bij het huren van de schrijfmachine, brief (met bewuste schrijffouten) aan zichzelf, gebruik grote steden, gebruik van de krant bij de garagehouder, …
Een vals puntbaardje (als eyecatcher) kon er ook nog wel vanaf zeker ? Hoewel dit niet de enige mogelijkheid is: bv een bode net zoals bij Meulepas, een vergissing van Puissant, …
Wanneer je het geheel van handelingen (lees verder in de analyse “St Jan in Brussel Nord”) en de logica bekijkt past een ‘medeplichtige’ niet in deze gebeurtenis en wel om meerdere redenen.
.
In de geschiedschrijving komen drie namen naar voor ; Emiel Vanden Abeele, Achille De Swaef en Oscar Lievens. (met puntbaardjes of iets dat er op leek)
Voor geen van deze personen zijn er aanwijzingen dat ze bij de diefstal of afpersing betrokken zijn. Deze personen (bekenden/familie van AG) werden bij de zaak betrokken door “het openbaar gerucht“. Zonder ook maar enige aanwijzing, op misschien een “puntbaardje” na.
Jammer dat de neef van AG, Joseph nooit is verhoord …
GOEDERTIER Joseph
(Antwerpen, 23 juli 1907 – ?)
Kortrijksesteenweg 161, Gent (in z’n jeugd Antwerpen, Markgravelei)
(F) Zoon van broer Edmond (+1913).
(F) Broer van de bewindvoerder Plantexel (Emile Goedertier)
(F) Werkte in Brussel, Frere Orbanlaan … in een bedrijf van “stoffen”
(F) vertrok op 12 februari 1935 naar Belgisch Congo omdat “hij zijn moeder niet tot last wou zijn”, verbleef er lange tijd en werd diengevolge in deze zaak NOOIT verhoord … Het onderzoek werd op 02 maart 1937 afgesloten …
Het toeval wil dat sommige familieleden (verhoor Valére Goedertier) in februari 35 op de hoogte werden gebracht van de betrokkenheid van Arséne Goedertier.
AFPERSING
Zonder woorden …
St Jan was in Wetteren ?
Proces-verbaal 1193 dd 01 juni 1935 – Verhoor Hélène Christiaens (Huishoudster Arséne Goedertier)
“Op een namiddag van een dag – voor zoveel ik het mij herinner rond het einde der maand mei 1934 heb ik bemerkt dat mijn meester Goedertier Arséne met een pak bezig was in het werkhuis, in zijn woning. Het pak lag op de schaafbank en scheen een plank te zijn, redelijk lang en niet breed – omwonden door zwarte “toile cireé” (wasdoek) met een witte koord, die scheen nieuw te zijn.
Toen Goedertier Arséne mij zag smeet hij de deur van het werkhuis dicht hetgeen hij anders nog nooit gedaan had en hetgeen mij ongewoon scheen. Daarom was mijn nieuwsgierigheid opgewekt.
Goedertier Arséne liep heen en weer in huis toen ik op een zeker ogenblik bemerkte dat hij in stilte zijn auto was gaan halen en hem voor zijn woning geplaatst had. Ik lette op en zag dat hij naar buiten ging met het pak doch ik kon niet zien hoe hij het in zijn auto legde want hij sloeg de deur van het bureel bij het buitengaan voor mijn neus dicht. Daarna, door een venster kijkend, zag ik Goedertier per auto wegrijden langs de Kerkstraat (richting Gent ?) Mevrouw Goedertier was daarbij niet tegenwoordig geweest, zij bevond zich langs achter in den hof. Het zoontje Goedertier was niet in huis.”
Rond dien tijd ook heb ik vastgesteld dat de valdeur van den zolder, die met behangpapier dichtgeplakt was, open geweest was. Mijn aandacht werd erop getrokken door het feit dat er veel vuiligheid – stof – op de klederen die langs de muur onder de valdeur hingen – gevallen was. Ik kuiste dit op zonder daarover aan iemand gesproken te hebben. Op dien zolder kon men niet geraken zonder er een ladder bij te halen.
Voor dit aspect zie tijdslijn … 27 mei 1934
Proces-verbaal dd 29 mei 1934 – Vaststellingen teruggave grisaille St Jans De Doper
“Het paneel was gewikkeld in een dun bruin papier, vervolgens omwonden door een zwarte wasdoek (toile cirée), schijnende gansch nieuw te zijn en hebbende als afmetingen 1m44 x 1m96. Papier, noch wasdoek droegen merken, noch andere sporen: het wasdoek was langs weerszijden onbehendig met een schaar afgesneden, misschien wel om het fabrieksmerk te doen verdwijnen.
Twee verschillende touwen waren gebruikt om het paneel in te pakken. Een fijn, grijsachtig koordje (twee verschillende stukken) en een dikker touw, gansch wit.”
St Jan in Brussel Noord
Proces-verbaal 1193 dd 01 juni 1935 – Verhoor Hélène Christiaens (Huishoudster Arséne Goedertier)
Ik herinner mij ook dat eens in den loop van verleden jaar – den datum kan ik niet bepalen – Goedertier Arséne eens vroeg opgestaan is en koffie gedronken heeft rond 5 uur ’s morgens om vervolgens per auto weg te rijden. Mevrouw was daarvan op de hoogte, misschien heeft ze me gezegd dat haar man naar Brussel reed, doch ik kan het niet met zekerheid bevestigen. Gewoonlijk als Goedertier naar Brussel moest ging hij met den trein.
Verhoor De Graeve Eduard (Garagehouder) dd 22 mei 1935
“Het is ook gebeurd in den loop van verleden jaar, namelijk gedurende den zomer, dat Goedertier vroeg met zijn auto wegreed, en wel om 6 uur ’s morgens. Den datum kan ik echter niet bepalen.”

Proces-verbaal dd 01 juli 1935 – Verhoor Julienne Minne
Ik herinner me niet dat mijn man op een dag het huis heeft verlaten, vroeg in de morgen, na een koffie te hebben gedronken rond 5 uur, ik ontken ook dat mijn man met de auto is vertrokken rond 6 uur, zoals garagist De Graeve u heeft verklaard. Volgens mij is dat maar één keer gebeurd en dat was in 1933, toen we naar Beauraing zijn gegaan.
Proces-verbaal dd 27 december 1934 – Commissaris Luysterborgh
“Goedertier Arséne, wiens foto ons ter hand gesteld werd, stemde wel enigzins overeen met den persoon wiens signalement opgegeven werd door den bediende van het bagagedepot te Brussel-Noord, Puissant Alexis en die op 28 mei 1934 het paneel van Sint-Johannes den Doper in bewaring afgegeven had (zie PV nr 8431 der Rechterlijk Politie van Brussel van 30.05.1934); nochtans droeg Goedertier geen baardje (barbiche en pointe).
Initiële Theorieën
De theorie “Arséne heeft de daders opgespoord”
Verhoor Julienne Minne – 01 juli 1935
“Naar mijn mening heeft mijn man die diefstal niet kunnen uitvoeren; maar misschien heeft hij de daders opgespoord en heeft hij hen de panelen doen overhandigen. Ik denk dat als men het tweede paneel kan terugvinden, men tegelijkertijd ook de echte schuldigen kan vinden.”
Nergens is er een aanwijzing te vinden dat AG “een onderzoek” heeft ingesteld naar de daders van de diefstal … integendeel … zowat alle kerkbedienden zijn verhoord. Het enige wat deze verklaren omtrent AG is dat hij na de diefstal nog in de kerk gezien is en vragen stelde omtrent verdwenen paneel; “Het is toch spijtig …”.

Henry Koehn komt na het verhoor van Van Volsem tot volgende bedenking …
Volsem zegt desgevraagd niet meer te kunnen zeggen wanneer Goedertier voor de diefstal voor het laatst in de St.Baafskerk was. Het is te lang geleden zodat hij het zich niet meer kan herinneren. Na de diefstal is G. tot aan zijn dood nooit meer in de kerk geweest. (Het is belangrijk omdat G. als hij niet de dief is en het paneel had willen lokaliseren, hij direct na de diefstal naar St. Baafs zou zijn gegaan om ter plekke navraag te doen naar de diefstal.) De verklaring van Volsem lijkt geloofwaardig.-
Nergens is ook maar enige aanwijzing te vinden die deze theorie kan onderbouwen. Feit dat Goedertier tijdens zijn onderhandelingen de stellige overtuiging had rechtstreeks te onderhandelen met de Bisschop (lees onverstuurde brief) sterkt alleen maar deze hypothese. Arséne had blijkbaar geen informatiepositie binnen de inner circel van het bisdom.
Ook collega-wisselagenten werden verhoord (bv Arséne Richet, die Achiel De Swaef in verband bracht). Geen van hen maakte gewag van een “onderzoek” door AG .
De theorie van Henry Koehn –
Gesprek Koehn met Julienne Minne in haar woning, Heistraat te Sint-Niklaas op 10 mei 1942.
“Ais er in de D.U.A.-correspondentie sprake is over een eerbare familie meent zij dat het voor hen was dat Goedertier geld wilde bijeen brengen. (ik denk aan Van Cauwelaert). Mevrouw Goedertier zegt dat die naam niet voorkomt in hun zaken noch deze te hebben horen vernoemen.
…/…
Na dit gesprek neig ik naar de opvatting dat Goedertier zelf niet de dief is, maar iemand van de in zijn brief vermelde ‘eerbare familie’ (Van Cauwelaert). Slechts zo zou ik zijn laatste woorden aan De Vos kunnen verklaren dat zijn geweten gerust was.”
(¡!) Deze opvatting wordt op geen enkel ogenblik onderbouwd door enige aanwijzing, laat staan bewijs.
Koehn baseert zijn conclusie op een “roddel” (politieke afrekening Van De Wiele – Van Cauwelaert?), gekoppeld aan “wishfull thinking” van Julienne Minne (en Valére Goedertier) en zijn eigen persoonlijke interpretatie van de laatste woorden van A.G.
en hij herhaalt …
30 augustus 1942 … “Arsène G. ist nicht der Dieb. Er hat den oder die Diebe ausfindig gemacht. Er hat die Tafel der Gerechten Richter an sich gebracht und diese versteckt.”.
Nader te bekijken in het item … Voor Waar | Eerbare familie
Schuldinzicht / geweten …
“Déplacer n’est pas voler”
DLG blz 478 Kerkchaert- Mortier : “Getuigen (collega-wisselagent – DVR (2005) blz 140) deelden ons mee dat hij (Arséne Goedertier), kort na de bekendmaking van de feiten, zou gezegd hebben: “Diefstal ? Er is geen diefstal. Van wie is Het Lam Gods ? Van de staat. Dat zijn wij allemaal en als men iets verplaatst dan is het niet gestolen.”
Nader te bekijken in het item … Voor Waar | Eerbare familie
… een aantal uitgelichte punctuele hypotheses op deze site :
Voor waar ? – Antwerpen Markgrave – Brussel Noord – Schets – Notaboekje – Brief 14
Hypothese
|
enkel te ontdekken in het … Stadsspel
Algemene stelling
Het volledige opzet, de diefstal en de afpersing, werd door
Arséne Goedertier uitgedacht, voorbereid en uitgevoerd …
met als doel zijn bank en de eer van hem en zijn familie redden.
– deep fake –
— Iemand is onschuldig tot het tegendeel voor een rechtbank is bewezen —
— in deze optiek geniet Arséne Goedertier het voordeel van de twijfel … eeuwig —
Deel 2 : De ‘naweeën’
Algemene stelling
Het paneel bevindt zich nog steeds, meer dan waarschijnlijk, in de initiële bergplaats
De zaak begon vanaf dag één met veronderstellingen, geruchten, interpretaties, speculaties, insinuaties, stoerdoenerij, associatieve denkpatronen, misverstanden, (complot)theorieën, fabeltjes, verdachtmakingen, roddels, …
Na verloop van tijd is het er niet beter op geworden. Het één werd aangevuld en gecombineerd met het ander … een gebrek aan een objectieve kennis van het dossier is er niet vreemd aan. Net zomin de persoonlijkheid van Arséne Goedertier …
De gekste bergplaatsen werden naar voor geschoven, de gekste theorieën bedacht …
Een aantal van de oorspronkelijke relevante beweringen bespraken we reeds in “Voor waar“, neem even de tijd …
of
Haal de analyse onderuit … (Geef argumenten)